Onze inspiratie

Godzoekers ... door de eeuwen heen

Het begin

Wij bouwen een veilige wereld om ons heen, maar pas als wij de ogen van anderen loslaten kunnen we in de stilte en eenzaamheid van de ‘woestijn’ in God geboren worden. Zo krijgen we oog voor de Werkelijkheid voorbij de werkelijkheid. Wij ontvangen ons leven ieder ogenblik uit Gods hand. De ervaring van Zijn liefde is het beginpunt dat ons nooit loslaat. Verwond door deze liefde keren we steeds weer terug naar dit begin. Dat begin is geen verleden maar gebeurt nu. Deze ervaring raakt ons steeds dieper en blijft nieuw.

Open komen voor God

Woestijnvaders en -moeders 

De woestijnvaders en -moeders zijn in de christelijke traditie de pioniers van het religieuze leven. Zij trekken zich – meestal in kleine groepen – uit de samenleving terug. In armoede en naaktheid treden zij voor Gods gelaat. Zij volgen Jezus die zich met heel zijn wezen in Gods liefde verliest. Zoals Jezus, leven zij vanuit de goddelijke logica. De lezing van de Schrift staat daarbij centraal. In haar gelaat spiegelt de monnik zich om open te komen voor het louterend vuur van Gods liefde. Wij leven immers niet uit onszelf maar uit God. Om ons ten volle van dit leven in God bewust te worden, leggen we alles af wat ons daarvan afhoudt. De woestijn is een blijvende uitnodiging.

Rijk der Hemelen

Doel van deze ontbloting in God is de schouwing van het ‘Rijk der Hemelen’. Dit is niet te zien maar voor het geestelijk oog wel zichtbaar. De blik van de Liefde schouwen we in het gelaat van iedere mens. God vormt de kern van ons wezen. Hij is de verborgen roepstem van onze ziel. We gaan dit ‘ongehoorde’ horen, wanneer alle andere stemmen tot zwijgen komen. Voor de woestijnmonniken is dit de reden om als pioniers het onherbergzame gebied van de woestijn in te trekken. Zij begrijpen dat we daar pas ontdekken wie we ten diepste in God zijn, doordat vreemde ogen onze identiteit niet langer kunnen bepalen. Verwond door de liefde komen we in de eenzaamheid van de woestijn open voor haar stem.

Weg van ontbloting

De fysieke terugtrekking uit de socialiteit vormt het beginpunt van deze reis naar binnen. We ontdekken onszelf als weerstand op deze weg. Wij zijn te ‘verstandig’ om ons daadwerkelijk in de aanspraak van de liefde te verliezen. We willen wel graag bemind worden, maar als ons het vuur na aan de schenen gelegd wordt, deinzen we onmiddellijk terug. We zoeken snel een veilig heenkomen in de anonimiteit van ons voor God verborgen leven. Luisterend naar de Stem van de Liefde, ontdekken we onszelf als beminnenswaardig.

Strijd met God

De fysieke stilte van de woestijn is bedrieglijk. De monnik die haar betreedt weet dit maar al te goed. Hij weet dat hij haar gezocht heeft om de confrontatie aan te gaan en geen vluchtwegen meer te hebben. Daarom is de woestijn voor hem vooral een plaats van strijd. Ook al heeft hij zich ontworsteld aan de dwingende structuur van de menselijke socialiteit, hij blijkt nog gebonden te zijn aan zichzelf en zijn eigen overlevingsdrift. De enige werkelijke strijd die wij in ons leven te voeren hebben is de strijd met God.

Voorbij de grens

God is het vliedend licht van ons wezen. Door dit licht te volgen, worden we ons bewust van de weerstand die wij in God zijn. De woestijnmonniken spreken in dit verband van duivels. Wij worden door duivels bezeten, die ons gevangen willen houden in onszelf en de beelden van ons verlangen. Wij zullen ons voortdurend door dit vliedend licht uit onszelf moeten laten trekken om werkelijk open te komen voor wie wij ten diepste in God zijn..

Loutering

De woestijn is een plaats van zuivering of loutering. Losgesneden uit de socialiteit, moeten we het in de woestijn louter en alleen met ons naakte bestaan in God doen. Deze eenzaamheid is uiterst confronterend en maakt ons bewust van het vele lawaai dat in ons hart huist. Dit lawaai weerhoudt ons ervan om ons te openen voor de absoluutheid van Gods liefde. Zoals het Joodse volk veertig jaar door de woestijn moest zwerven om door God gelouterd het beloofde land binnen te trekken, zo stond ook bij deze kluizenaars de woestijn in het perspectief van een diepgaand omvormingsproces.

Zuiverheid van hart

Wij staan niet in het centrum van de kring. De monnik moet de stilte van de woestijn uithouden, om zo voor zichzelf tot zwijgen te komen. In dit zwijgen wordt hij opengebroken voor de erkenning van zijn eigen nietheid in God. Dit wordt ‘zuiverheid van hart’ genoemd. Het leven van de woestijnmonnik is erop gericht om zich te ontdoen van alle stemmen die hem aan zijn eigenmachtig bestaan binden. Hij wil zijn ogen en oren openen voor het besef dat heel zijn bestaan verborgen is in God. Met Paulus mag hij zeggen: “Ik leef, maar niet meer ík, maar Christus leeft in mij” (Gal. 2,20).

Actueel

In de maakbare wereld van de eenentwintigste eeuw roept het voorbeeld van de woestijnvaders en -moeders ons op om alle compromissen en dubbelzinnigheden achter ons te laten. Zo komen wij open voor de onhoorbare Stem van God die ook vandaag de dag in iedere mens en in alles opklinkt voorbij alle ego-lawaai. Het verlangen naar een nieuwe wereld delen wij met een groeiende groep mensen die met ons zoeken naar de kern van ons menszijn.

Cisterciënzers

Om in eenvoud met God te leven hebben de cisterciënzer monniken zich in 2015 opnieuw gevestigd op Schiermonnikoog.

Monnik zijn is de concrete manier om een leven lang Christus te volgen. In Christus is er niets dat ons van God scheidt. In 1098 verliet een groep monniken de Abdij van Molesme om God te zoeken in eenzaamheid en armoede. Zij vestigden zich op een open plek in het bos van Citeaux. Om te voorkomen dat in de toekomst hun onderlinge vrede schipbreuk zou lijden, hebben zij in het Liefdescharter (Carta Caritatis) vastgelegd hoe de grote Liefde de monniken geestelijk op onverbrekelijke wijze aan elkaar zou smeden.

In Christus

Levensritme

Leven in Christus is net als ademhalen, concreet maar ook bijna ongemerkt. Het levensritme van de monniken is erop gericht om in de diepte van het eigen wezen in Christus open en verbonden met God te leven. Dag in dag uit, nacht in nacht uit, tot in de kleine dingen van het dagelijkse leven vormt alles de verborgen binnenkant van dit leven in Christus. Het is de ervaring van de monniken dat de stilte en de eenvoud van het eiland daar naadloos bij passen. De zee en het wad omgrenzen dit leven als een kloostermuur.

Gebedsritme

Het leven in Christus krijgt gestalte in concrete gebedstijden. Luisterend en zich voegend naar de woorden van de psalmen wordt onmerkbaar en bijna lichamelijk Gods adem in het hart ontvangen. Zeven getijden vormen als zeven pilaren de onzichtbare architectuur van het innerlijke klooster. Zo vormt zich de fysieke en geestelijke ruimte waarin het leven van de monnik steeds meer het leven van Christus wordt. Arbeid en bezinning voegen zich spontaan en harmonisch in het dagelijkse gebedsritme.

Geest van Liefde

Monnik word je niet, je bent het. Diep van binnen schuilt er in iedere mens een monnik. Voor sommigen is deze levensvorm even onontkoombaar als God zelf. Als met de rug tegen de muur kunnen ze deze roeping niet ontvluchten. Daarom beschouwen ze deze plek als werkelijk door God voor hen bereid als een weg naar de toekomst. Zij spreken met elkaar over wat ieder van hen innerlijk beweegt en hoe zij één van geest tot stand brengen wat zij zich hebben voorgenomen. De Carta Caritatis die de geest van liefde ademt, wijst hierbij de weg : “Blijft elkander niets anders schuldig dan alleen de wederkerige liefde”.

Karmelieten

In samenwerking met de cisterciënzer monniken hebben enkele karmelieten zich in 2016 aangesloten bij deze zoektocht naar religieus leven in de eenentwintigste eeuw.

De twee tradities passen naadloos bij elkaar als perspectiefwisselingen van het ene leven in Christus of God. Zij delen van oudsher de ene school van de Liefde als bron van inspiratie. Beide tradities herkennen in de woestijn de plaats van Gods aanwezigheid zonder enig houvast. In de Regel van de Karmel en haar traditie staat de contemplatieve levenshouding centraal. Op welke manier de Karmel ook gestalte krijgt, de vormgeving ervan staat steeds in dienst van de godsrelatie.

Aan de Bron

Gods woord indrinken

Van het begin af aan heeft in de Karmel het schouwen van God centraal gestaan. Door in de eenzaamheid stil te worden voor God, kan Hij het levende water worden waaraan wij ons laven. Dit komt tot uitdrukking in de architectuur van de oorspronkelijke Karmel die een besloten hof vormt rond de bron van Elia. Het verborgen leven in de stilte is de ruimte om Gods woord in te drinken. Daarom is de vormgeving van de Karmel nooit vanzelfsprekend of vastliggend. Zij heeft een dienende functie om dag en nacht de confrontatie aan te gaan met Gods persoonlijke Aanspraak en daar gehoor aan te geven.

Observantie Ad Montem

Als karmeliet dienen wij in de eerste plaats de contemplatie te leven. Wij kunnen alleen karmeliet zijn door daadwerkelijk de confrontatie met God aan te gaan. Dit is een weg waarvan wij nooit het eindpunt zullen bereiken. Door ons in de contemplatie door de liefde van God om te laten vormen, kunnen wij een levende herinnering worden aan de stille aanwezigheid van God. Daarom kunnen wij slechts van deze levende werkelijkheid in onszelf getuigen door er zelf uit te leven. Voor God is geen overtuigingskracht nodig, maar een diepe vorm van zwijgen. Zo opent de contemplatie ons voor onze diepste waarheid in God. Als karmelieten zijn wij ervan overtuigd dat ieder mens weet heeft van deze waarheid, omdat ieder mens kind van God is.

Zwijgen voor God

Het zwijgen voor God vormt in de mystieke traditie van de orde de kern van ons karmelitaans charisma. Wat wij ook doen alles moet uit dit zwijgen voortkomen en naar dit zwijgen terugkeren. Alleen op deze manier kan God in ons werkzaam worden. Dit is vanuit menselijk perspectief een onmogelijke opdracht, omdat het ons confronteert met het lawaai van onze zelf-manifestatie of ons ‘ik’. Telkens wanneer wij de neiging hebben om in onze angst de touwtjes in handen te nemen, vraagt de liefde ons stil te worden voor het ‘heilige’ dat ons bestaan doortrekt. Zo trekt de liefde als een onvoorwaardelijk gebod met ons mee en kan alleen zij onze gids zijn bij de bestijging van de berg Karmel.

Louterend vuur

De liefde is voor ons de enige steun en toeverlaat. Zij is het vuur dat in ons hart brandt en wij weten dat wij ons geheel door dit vuur moeten laten verteren, willen wij de top van de berg bereiken. Zo gaat er een zuiverende werking van de liefde uit. Was de liefde in het begin nog redelijk en met ons verstand te verklaren, hoe meer wij de weg van de liefde gaan, des te meer zullen wij inzien dat wij onze natuurlijke voorwaardelijkheid of verstandigheid hierin moeten loslaten. Wij kunnen de liefde nooit tot ons project maken. Telkens zullen wij in onszelf moeten neerdalen om in de stilte van ons hart gehoorzaam te worden aan de onvoorwaardelijke stem van Gods liefde die ons bestaan doortrekt. Zo treden we in de stilte het geheim van God binnen. Daar ontkomen we niet aan de kritische vraag of ons werken en spreken wel uit dit zwijgen voortkomt of dat het een subtiele poging is om in de ogen van anderen betekenis te hebben.

School van Liefde

“De flitsen van de liefde zijn flitsen van vuur, een vlam van de Ene. Vele wateren kunnen de liefde niet blussen en rivieren spoelen haar niet weg.” (Hooglied 8: 6-7)

Liefde is hartstocht. In haar komt Gods wezen aan het licht. Daarom is zij heilig en dienen we in alles haar goddelijke roepstem te volgen. Bij het flitsende vuur van het begin is dat niet moeilijk, maar wanneer het rustig wordt en wij ons leven weer in eigen hand moeten nemen, raakt zij vaak bedolven onder vele andere stemmen die ook van zich laten horen. Toch zal het ons nooit lukken om haar het zwijgen op te leggen. Het hoeft alleen maar stil te worden in ons om weer contact met haar te krijgen. Dat maakt de stilte bij de liefde ook zo wezenlijk. Alleen wie werkelijk stil wordt voor zichzelf, kan open komen voor de Goddelijke stem van de liefde in zijn wezen. Zo is de liefde een leerschool. Door haar Stem tot het einde toe te volgen, leren wij haar van binnenuit kennen.

De weg van het verlangen

Ons verliezen in

De tradities van Citeaux en van de Karmel ontmoeten elkaar in de School van Liefde. De eenvoud van een leven gewijd aan gebed vereist stilte en eenzaamheid als een natuurlijke ruimte om tot volheid uit te groeien. In totale overgave aan de goddelijke Liefde worden we meer en meer omgevormd tot instrumenten van liefde. In de School van Liefde leren we de zuivere liefde te onderscheiden van iedere subtiele terugbuiging op onszelf. Zo openen we ons in zelfvergetelheid om door Gods genade bevrijd te worden van alle eigenmachtigheid en ons over te geven aan de onvoorwaardelijkheid van de goddelijke Liefde.

Citeaux

De drie stichters van Citeaux, Robertus, Albericus en Stephanus, wilden in het voetspoor van Benedictus “een school stichten voor de dienst aan de Heer”. Op zoek naar de nodige stilte en eenzaamheid voor een leven dat opgaat in gebed, vestigden zij zich in de “wildernis” van Citeaux. In het besef van de menselijke zwakheid en dubbelzinnigheid zagen zij dit nieuwe begin als een School van Liefde, en gaven het een Carta Caritatis mee om de monniken de geest van liefde meer en meer te laten indrinken.

Nieuw enthousiasme

De nieuwe affectieve belangstelling van hun tijd wordt gerelateerd aan de zeggingskracht en de amoureuze beeldentaal van het Hooglied. Oude, in het Latijn vertaalde commentaren van Origenes dienen als inspiratiebron. Zowel de Zesentachtig Preken over het Hooglied van Bernardus als het Commentaar op het Hooglied van Willem van Saint-Thierry worden toppers in de mystieke literatuur van het Westen. 1 Citaat van Guerric Aerden.

Cisterciënzer vrouwen

In het voetspoor van de Begijnen en de Mulieres religiosae lieten de Cisterciënzer vrouwen zich ook niet onbetuigd. Zij kwamen voort uit deze brede beweging van vrouwen die intens door God geraakt waren, en stonden voortdurend met hen in contact. Beatrijs van Nazareth geldt met name als een sleutelfiguur. Haar geschrift Seven manieren van Heiliger Minne is een van de juwelen van de mystieke traditie in de Nederlanden.

De Karmel

Rond 1200 verzamelde een groepje kluizenaars zich op de berg Karmel rond de bron van Elia. Sinds mensenheugenis is de Karmel als heilige plaats beschouwd. Het vroege christendom zag in deze Elia de vader van het monnikendom. Sindsdien verbleven er op de Karmel kluizenaars, die in de eenzaamheid Gods aanwezigheid zochten. Deze kluizenaars – geboeid door de eenzaamheid van de Karmel – wilden een leven leiden als Elia, de eenzame bij uitstek en prototype van alle heremieten.

Honing vergaren

De groep kluizenaars die het Karmelgebergte bevolkte, vormde een School van Liefde met een heel eigen karakter. In de lezing van de Schrift luisterden ze voortdurend naar de goddelijke stem van Liefde, waarbij ze “als bijen des Heren in de korven van hun cellen honing van geestelijke zoetheid vergaarden”. In de geschiedenis van de mystiek zijn zij onder andere vertegenwoordigd door Jan van het Kruis, Jean de Saint-Samson of Thérèse van Lisieux.

Bekleed worden met God

De oudste zelfdefinitie van de karmelieten, de zogenaamde Rubrica prima, ziet het Karmelgebergte dan ook als een plaats voor mensen die “waarachtig houden van de eenzaamheid van deze berg met het oog op het schouwen van de hemelse dingen”. De Regel presenteert de vormgeving van hun leven als de ruimte om iedere dag meer bekleed te worden met Gods Leven en Liefde.

Huis van Liefde

Deze twee tradities hebben bij het begin van de nieuwe tijd gezelschap gekregen van een nieuw spiritueel enthousiasme dat handen en voeten wilde geven aan de goddelijke barmhartigheid. De School van Liefde waaierde uit naar nieuwe gemeenschappen en nieuwe doelgroepen. Zo opende het huis van de Liefde zich ook gastvrij voor groepen die in de groeiende stedelijke samenleving in de knel kwamen of vergeten dreigden te worden. Daarmee kreeg de School van Liefde een nieuwe inkleuring en een grotere uitstraling in de maatschappij. We hoeven slechts te denken aan de brede beweging in het voetspoor van Vincent de Paul.

Gesprekspartners

Hoe meer we onszelf leren kennen, hoe meer we inzien dat we voor onszelf een groot mysterie blijven. Wij kunnen onszelf niet doorgronden en blijven ons hele leven op zoek naar wie we ten diepste (in God) zijn. Daarom hebben wij  gesprekspartners nodig, mensen die ons op deze weg zijn voorgegaan. De keuze hiervoor is uiterst persoonlijk en gebeurt vaak op intuïtieve gronden. Luisterend naar hen ontdekken we gaandeweg wat onze inspiratie kan voeden. Zij blijken ons verder op weg te helpen om het mysterie van ons leven te ontcijferen. Op deze ontdekkingsweg zijn auteurs uit de mystieke traditie voor ons steeds meer tot onontbeerlijke leermeesters geworden. Zij verlossen ons van de schroom om ons over te geven aan de diepte van de godsrelatie.

Ontmoetingen

Reisgenoten 

In het leven van ieder van ons zijn er belangrijke mensen met wie wij op een wezenlijk niveau in gesprek zijn. Dit gesprek geeft ons de mogelijkheid om ons veilig te voelen en ons bewust te worden van onszelf. We kunnen ons in onze kwetsbaarheid uiten gewoon zoals we zijn en zonder beoordeeld te worden. Daardoor groeit ons zelfbewustzijn op een positieve manier en vinden we woorden die bij ons passen. Dit kunnen sleutelfiguren geweest zijn in onze jeugd, maar het kunnen ook teksten zijn van mensen die in de loop van de jaren belangrijke reisgenoten zijn geworden.

Herkenning

Deze schrijvers roepen herkenning op en geven woorden aan onze eigen ervaringsweg. We hoeven ons niet met hen te identificeren, maar lezend brengen ze ons ongemerkt bij de diepere laag van ons wezen die altijd achter de horizon verborgen blijft. Voorbij de inhoud van de tekst en voorbij onze eigen gedachten openen ze ons voor onze ongrijpbare godsrelatie. Zonder angst kunnen we ons dan daaraan overgeven en ons toevertrouwen aan de blik van God die ons in Zijn waarheid tevoorschijn kijkt.

Belangrijke pioniers

Zonder uitputtend te zijn of de pretentie te hebben dat deze auteurs voor iedereen belangrijk kunnen zijn, presenteren wij enkele sleutelfiguren uit de mystieke traditie in zijn geheel en van de cisterciënzers en karmelieten in het bijzonder. In onze beleving van de School van Liefde vormen ze een blijvende inspiratie. Hier worden ze in het kort voorgesteld maar in onze publicaties krijgen ze regelmatig ruime aandacht. Iedere nieuwe leeservaring is een avontuur dat ons dichter bij deze auteur brengt maar vooral woorden geeft voor het bewustwordingsproces van onszelf in relatie met God.

Zintuig voor God

Het nadenken over God is een doodlopende weg omdat het mysterie ‘God’ niet te doorgronden valt met onze menselijke rationaliteit. In de mystieke traditie vinden we leermeesters die ons in hun teksten op weg helpen om ons toe te vertrouwen aan de Onkenbare. Immers, “Hemzelf, Hij die is wie Hij is, kan totaal niet gedacht worden en ook niet worden aangeraakt, dan alleen en voorzover het hierin mogelijk is door het zintuig van de verlichte liefde.” Als architecten van een nieuwe taal en nieuwe woorden vormen zij ideale gesprekspartners in het proces van bewustwording van onze relatie met de Eeuwige.

Voor specifieke bronnen van het kloosterleven en teksten uit de traditie van monniken en monialen, verwijzen wij naar de digitale kloosterbibliotheek.