Jean du Moulin (1571-1636) werd geboren in Sens in het centrum van Frankrijk. Door de verkeerde behandeling van een ziekte werd hij al jong blind. Rond 1600 ontstond er in de Karmel van Parijs een mystieke leeskring rond om hem heen. In 1606 trad hij in de Karmel in het klooster van Dol in Bretagne en in 1612 verhuisde hij naar de Karmel van Rennes. Hier ontwikkelde hij zich tot geestelijk leider en een vruchtbare schrijver van mystieke teksten. Waarschijnlijk is zijn mooiste tekst Spel van liefde (L’Épitalame), proza dat een poëtisch loflied ons binnenvoert in de School van de goddelijke Liefde. Hij nodigt de lezer uit om zich van binnenuit door Gods liefdevolle aanraking te laten meevoeren naar onbekende en verwarrende vergezichten. In plaats van een geruststellende verklaring te geven van dit avontuur verleidt hij ons om ons over te geven aan de onstuimige stroom van Gods Liefde. In het onuitsprekelijke spel van de goddelijke liefde leeft de mens niet meer in zichzelf maar verliest zij zich totaal in Gods schoonheid.
Kennismaking
Wederzijdse verliefdheid
Het liefdesspel
Het liefdessacrament
Verzinken in de afgrond
In verrukking meegesleept
Teksten
Heiligheid
Heiligheid bestaat niet in het voelen of niet voelen van God in zijn uitstroming of aanraking van de ziel met zijn goddelijke uitstromingen en uitstralingen.
Stel dat deze personen bij zichzelf zijn en helemaal niet buiten zichzelf gebracht worden door de krachtige en zeer buitengewone aantrekking van God. Hun gewone bezigheid is dan zich te bewegen in God, liefdevol, vurig en wezenlijk zoveel als het hen maar mogelijk is. Dit is voor hen net zo gemakkelijk als in/ en uitademen. Ze doen het bijna even vaak vanwege hun grote gewenning daaraan.De genoemde personen zijn reeds opgenomen in de hele omvang van God. Zij hebben geen ander leven dan zijn leven, noch andere geest dan zijn geest.
La sainteté ne consiste pas à sentir ou ne point sentir Dieu fluant ou touchant l’ame de ses divines innundations et irradiations.
Or posé que ces personnes soient à elles, n’estant point ravies du trait puissant et tres fort extraordinaire de Dieu, leur exercice ordinaire est d’aspirer en Dieu le plus amoureusement, ardemment et essentiellement qu’il leur est possible. Ce qu’elles font si facilement comme il leur est facile de retirer et pousser leur haleine ; ce qu’elles font presque aussi souvent a cause de leur tres grande habitude à cela. Ces personnes la sont desia passees en toute l’etenduë de Dieu, n’ayant plus autre vie que sa vie, ni autre esprit que son esprit. (L’Aiguillon, vol 1-1488-96)
Omgevormd in God
Men moet zeggen en geloven dat heel de mens zeer goddelijk is op de wijze die hem in de nu ontstane toestand mogelijk is. Hierin is de godvormigheid van de mens zo voortreffelijk dat zelfs de engelen zich erover verbazen. Dit vanwege het aandeel van de mens in de zeer vrije toepassing van zijn vrije wil om onvermoeibaar en met uiterste inspanning God te beminnen, zijn oneindig object. Eerst doet liefde hem immers rennen naar God en vervolgens vliegen, wanneer hij zijn object door deze levendige en snelle wedren bereikt heeft. Soms in de geur van diens zalven en parfums, maar vervolgens en meestal in dood en verlatenheid van zijn voelbare aanwezigheid. Maar wanneer het object, in het onstuimige geweld van zijn grootheid en van zijn liefde, de ziel door zichzelf zo levendig en zo diep aanraakt dat de ziel wel ten onder moet gaan aan zijn liefdesmacht, aan het onstuimig geweld dat haar meesleept in de totaliteit van haar oneindig object, dan ziet en voelt zij in hem slechts onmetelijkheid van vuur, van gloed, van voortreffelijkheid, van schoonheid en van volmaaktheid, wat allemaal wezenlijk toebehoort aan het object zelf, want die is dat alles slechts in zichzelf. De ziel, die al nauw en onverbrekelijk verenigd is met deze goddelijke natuur, heeft gemeenschap met dit alles in heel de godheid. Daar is zij vol van God naar de huidige capaciteit van haar vat, dat in haar huidige staat niet meer kan bevatten. De godvormigheid is hierin al zo groot en zo hoog in het schepsel, dat God bij de aanblik ervan al heel veel behagen in haar schept, d.w.z. bij de aanblik van haar schoonheid.
On doit dire et croire que tout l’homme est rendu très divin selon la manière possible en cet état, état d’une si excellente difformité, que les anges même s’en étonnent. Leur étonnement vient de la part de l’homme en cela, dans la très libre application de son franc arbitre à l’amour de Dieu, son objet infini, par une course infatigable, rapide et ferme : Amour fait courir l’âme en un temps, il la fait voler en un autre. Il la fait voler lorsqu’elle a atteint son objet — c’est-à-dire l’union conjugale et inséparable avec Dieu — à force de courir après lui, tantôt à l’odeur de ses onguents et de ses parfums, tantôt, et le plus souvent, dans la mort et la privation de sa présence sensible : lorsqu’en la force impétueuse de sa grandeur et de son amour, l’objet aimé touche lui-même l’âme si vivement et si profondément, il faut qu’elle succombe à son pouvoir amoureux, sous cette étreinte qui la ravit en tout son objet infini, en qui elle ne voit et ne sent qu’une immensité de feu, d’embrasement, d’excellence, de beauté, et de toutes les perfections essentielles à cet objet, lui seul étant tout cela en lui-même. Et l’âme, déjà étroitement et inséparablement unie à cette nature surdivine, communie à tout cela en toute la déité ou elle est plein de Dieu selon sa capacité présente, et elle ne peut contenir davantage en son état actuel. Ici, la déiformité est déjà si grande et si haute en la créature, que Dieu se complaît déjà grandement en elle, à l’aspect et surtout en la jouissance de sa beauté. (Le retour de l’Épouse à son Époux, en La pratique essentielle de l’amour, Paris 1989, p. 95-96)
Verdieping
Commentaire sur la Règle du Carmel


Bibliografische gegevens
Titel: | Commentaire sur la Règle du Carmel |
Auteur: | Jean de Saint Samson |
Redacteur: | Carmen Fotescu sous la responsabilité de Hein Blommestijn |
Jaar: | 2022 |
Plaats: | Schiermonnikoog |
Uitgever: | Ad Montem Publications |
Digitaal archief: | Ad Montem community in Zenodo |
ISBN: | 978 9 08 309340 6 |
DOI: | 10.5281/zenodo.7077543 |
English Translation Cover
This volume offers the reader a deep spiritual reading of the Rule of Carmel. Jean de Saint Samson speaks to us today because he himself could not withdraw from the bitter-sweet or sweet-bitter manducation of the truth entrusted to him. He is sent, a man on a mission to prepare the meeting-place of others with God. He is part of a long line of transmission that goes all the way back to God. In being Love, He generates sons. Christ is the fullness of His life, and through Him we are made God’s sons too, entrusted with the creative force of His life that fills our being in order to overflow and vivify others. It is what we call traditio in its etymological meaning of a hidden heritage that becomes the transformational force of our existence and operates the alchemy of our being, incessantly travelling to new horizons, touching new hearts, bearing new sons. Its ultimate place of manifestation and fulfillment is spiritual fatherhood. Each of us is invited to be a link in this chain, in both its hypostases, starting as visible sons under an absolute obedience, to withdraw as hidden fathers ourselves, generating the fruits of our own life, our own sons.